Kennistest rond antibiotica voor andere zorgverleners

Casus 1

  1. Amoxicilline/clavulaanzuur
  2. Cefazoline
  3. Clindamycine
  4. Flucloxacilline
  5. Levofloxacine
  6. Vancomycine

Het juiste antwoord is 4, Flucloxacilline.

Casus 2

  1. Amoxicilline/clavulaanzuur
  2. Levofloxacine
  3. Vancomycine
  4. Temocilline
  5. Cefuroxim
  6. Clindamycine
  7. Piperacilline/tazobactam
  8. Sulfamethoxazol+trimethoprim

Levofloxacine, clindamycine en sulfamethoxazol+trimethoprim

Casus 3

  1. Onmiddellijk na inlopen van het laatste intermittent infuus.
  2. Minstens 30 minuten na inlopen van het laatste intermittent infuus.
  3. Op het tijdstip waarop normaal een nieuw intermittent infuus zou moeten gestart worden (in deze casus komt dit dus neer op 12u na het laatste intermittente infuus).
  4. Tijdstip van start continu infuus maakt niet uit en mag eender welk moment worden gestart.

Antwoord 1, de onderhoudsdosis wordt onmiddellijk gestart na het leeglopen van de ladingsdosis/laatste intermittent infuus.

  1. Tijdstip van bloedname is belangrijk en moet gebeuren net voor een nieuw continu infuus wordt gestart.
  2. Tijdstip van bloedname is niet belangrijk. Het maakt in principe niet uit wanneer de spiegel juist genomen wordt.

Het juiste antwoord is 2, tijdstip van bloedname is niet belangrijk. Deze spiegel is een plateauspiegel. Omdat het infuus continu loopt, maakt het in principe niet uit wanneer de spiegel juist genomen wordt.

Casus 4

  1. Amoxicilline/clavulaanzuur
  2. Clindamycine
  3. Doxycycline
  4. Azithromycine
  5. Levofloxacine
  6. Cefuroxime-axetil

Antwoord 3 en 6, doxycycline en levofloxacine

Casus 5

  1. Cordarone, Simvastatine, Bisoprolol
  2. Cordarone, Simvastatine, Clopidogrel
  3. Cordarone, Allopurinol, Zolpidem
  4. Simvastatine, Promagnor, Clopidogrel
  5. Clopidogrel, Pantomed, Zolpidem
  6. geen

Het juiste antwoord is 2, Cordarone, Simvastatine, Clopidogrel

Casus 6

  1. Beenmergonderdrukking
  2. Peesontsteking en peesruptuur
  3. Ontsteking van de oogzenuw, met veranderingen in het zicht
  4. Slokdarmletsels

Het juiste antwoord is 2, peesontsteking en peesruptuur

  1. Rifampicine wordt bij vreemd lichaam infecties uitsluitend gebruik wanneer de prothese effectief aanwezig is. Wanneer het vreemd lichaam werd verwijderd is er geen indicatie meer voor rifampicine.
  2. Leverwaarden dienen na 1 week opgevolgd te worden.
  3. Er is geen risico op geneesmiddeleninteracties.
  4. De patiënt wordt best geïnformeerd over de mogelijkheid tot oranje-rood verkleuring van lichaamsvochten, zoals bijvoorbeeld urine.

Het is correcte antwoord is 2, leverwaarden moeten na 1 week opgevolgd worden.

Casus 7

  1. Acute achteruitgang van de nierfunctie
  2. Red man syndroom: een reactie waarbij er onder andere roodheid optreedt, vooral in het gezicht en op de hals
  3. Stevens-Johnson syndroom (SJS): ernstige huidreactie met onder andere loslaten van huid en slijmvliezen

Het juiste antwoord is 2, 'red man syndrome' is een roodheid van de huid van het hoofd en bovenlichaam, pijn en kramp in nek-, borst- en/of rugspieren. Die reactie hangt samen met de concentratie en inloopsnelheid van het vancomycine-infuus. Het SJS is ook beschreven als een bijwerking van vancomycine, maar slechts zeer zelden (<0,01%) en hangt niet samen met de inloopsnelheid van het vancomycine-infuus.

  1. Caspofungine
  2. Meropenem
  3. Ceftriaxone

Antwoord 1: enkel meropenem en ceftriaxone mogen in IV bolus over enkele minuten worden toegediend. Ceftriaxone mag bovendien ook IM worden toegediend. Caspofungine moet steeds over 1 uur worden toegediend om te vermijden dat er infusiegerelateerde reacties optreden, zoals onder andere rillingen.